zaterdag 5 februari 2011

In gesprek

Ik heb nog een ouderwetse gsm-telefoon, waar je mee kan telefoneren en niet veel anders. Een mobieltje dus, maar ik heb een gruwhekel aan dat woord. Niet, dat ik zo'n eigentijdse androïde multifunctionele communicatiecontraptie zou versmaden, maar ik heb er geen nut voor. Ik ben altijd thuis of op weg er heen en ik heb daar een degelijk pc-apparaat staan, waarmee ik naar hartenlust kan spelen. Alleen kan ik daar weer niet mee opbellen. Er is altijd wel wát te klagen en zo moet het ook zijn.
Moge ik mijn computertje nog steeds bedienen in staat van verbazing over wat er allemaal mee kan, de moderne (en morgen alweer verouderde) telefoontjes laten me verward en verweesd achter. Ze maken muziek, wijzen je de weg, vertellen je of de bus er al aankomt (komt zo) en dat er binnen 13 stappen een indonesich restaurant is met drie sterren en nog een tafeltje voor twee beschikbaar en ze betalen na het genotene de rekening. Kompas, hoogtemeter, filemelding, zakmes en koortsthermometer.
Ja, je kan er ook mee bellen of gebeld worden. Iedere telefonant heeft zijn eigen inkomende belgeluid-met-stemmingsmeter (is het een boos bericht?)
Zou mij het geld op de rug groeien - kwotnon - ik zou al die apparaten aanschaffen: eiPhone, -pad, -pod of -put, ik lust er wel -pap van. Maar pap is goedkoper.

Geen opmerkingen: