Nu het ook in onze streken wat warmer wordt, zullen we hem vaker aantreffen: de Sambalbij. Oorspronkelijk kom hij, net als de Parkiet, uit hetere streken. De Parkiet is hier echter door mensenhand ingevoerd. Toen men er verveeld van raakte liet men hem vrij, waarna het kleurige diertje zich vermenigvuldigde als de ratten. Onze Sambalbij is op eigen gelegenheid over land hierheen gekomen.
De sambalbij treft men vaak aan in de buurt van de witte Lijs. Dat is niet toevallig: beide dieren leven in de tropen symbiotisch samen. De witte Lijs eet olienootjes en de Sambalbij maakt dankbaar gebruik van de lege notendoppen om er in te wonen. Die dopjes haalt hij zelf uit de nesten van de Lijs, die daar natuurlijk blij van profiteert.
De Sambalbij voedt zich met rode pepers en kijkt daardoor altijd enigszins scheel. Een stukje kokos zal hij niet versmaden, hoewel hij er zelf geen kan openen. De uitwerpselen van de lijs zien er uit als grote droge korrels. Daar heeft de sambalbij geen reet aan. Alleen als hij in kokosnood zit, wil de bij wel eens lusteloos aan de korrels knabbelen.
"En drinken?" hoor ik u ongerust vragen. Rozenstroop.
"Heeft de Sambalbij ook vijanden?" Nee. Wel wordt hij met smaak opgegeten door de Rotgans. Maar om dat dan meteen een vijand te noemen, dat is veel te menselijk.
"Moeten we bang zijn voor de Sambalbij?" Alleen als er teveel komen, krijgen we te maken met brandgevaar. Veel van die bijen bijeen kunnen spontaan ontbranden. Snel blussen is dan geboden. Thee of bier ofzo. Water.